Technische ondersteuning

Bij Fermacell en andere vloerplaten van gips is het advies als volgt:

• De Fermacell-/gipsplaten moeten minstens 20 mm dik zijn.
• De naden tussen de platen dienen goed vast te zitten, zonder enige beweging. Indien platen licht beschadigd zijn, repareren met Stopgap 400. Pas op waar randen/overlap zijn verwijderd. Hier kan beweging voorkomen. De platen moeten ook op deze plaatsen goed vastzitten.

Als egaliseren niet nodig is – Gebruik Stopgap Micro Rapid om de naden en eventuele oneffenheden aan het oppervlak weg te werken, waaronder bevestigingsmaterialen.

Als egaliseren wèl noodzakelijk is – Primeren met twee lagen Stopgap P121 (1e laag 1 op 1 verdunnen, 2^e laag onverdund).  Wanneer volledig gedroogd, egaliseren met Stopgap 1100 of een ander STOPGAP egaliseermiddel.

Bij vloerverwarming of een zwevende vloerconstructie, neem contact op met onze technische adviseur 06-82812840.

Nee, dilatatie-voegen moeten zelfs door de vloerafwerking heenkomen en worden afgewerkt met een geschikte voeg of sierrand.

Nee, de meeste egalisaties bevatten polymeren die de mate van absorptie reguleren.

Lijmfabrikanten ontwikkelen lijmen voor het bevestigen van specifieke vloerafwerkingen.  Het is van essentieel belang dat de juiste hoeveelheid lijm wordt aangebracht, en dat de methode van lijm aanbrengen met de juiste lijmkam wordt opgevolgd. Als de inkepingen van de lijmkam versleten zijn, betekent het dat minder lijm wordt aangebracht, en dat ook de open tijd van de lijm verminderd. De combinatie van deze twee faktoren geeft een grotere kans op het falen van een vloerinstallatie, met alle financiële gevolgen van dien.

Over het algemeen is het antwoord ja, alhoewel primeren in sommige gevallen niet nodig is. Dit leggen we hieronder uit.

Het gebruik van een primer op een absorberende vloer vermindert het absorptievermogen van die vloer. Omdat de open tijd van de lijm wordt verlengd is er minder risico op ‘late placement’ (vloerafwerking wordt te laat in de lijm gelegd waardoor de lijmhechting vermindert of helemaal niet tot stand komt) . Bovendien is er minder kans op het ontstaan van luchtgaatjes tijdens het egaliseren en drogen van de egalisatie.

Het primeren van niet-absorberende ondervloeren met een geschikte primer, zoals onverdunde Stopgap P131, bevordert de hechting van de lijm aan de egalisatie.

Primeren is meestal niet noodzakelijk bij het gebruik van polyurethaan of epoxy lijjmen.

Als de vloerplaten een cement-gebonden bovenzijde hebben, en met tegellijm of met schroeven zijn bevestigd – dan eerst primeren met onverdunde Stopgap P131 of Stopgap P141. Plaats het raster met tape en kapsel in met Stopgap 700, Stopgap 1200 of Stopgap 1600. Waarschijnlijk zijn twee lagen nodig om te zorgen dat het raster niet naar boven drijft en de laagdikte boven de leidingen minimaal 3 mm bedraagt.

Zorg dat de keramische tegels in goede staat zjin en goed vastzitten op een ondervloer die permanent droog is. Tegels dienen schoon te zijn en de voegen licht uitgeborsteld. Primer Stopgap P141 aanbrengen, daarna het juiste Stopgap egaliseermiddel.

Wij raden aan om spaanplaat van minimaal 6 mm dik over de houtvezelplaten aan te brengen om deze te stabiliseren. De spaanplaat moet voldoen aan BS8203 (Annex A). Deze dan primeren met verdunde Stopgap P131. Pvc leggen met de lijm die is aanbevolen in de Aanbevolen Lijm Gids (RAG^®) van F. Ball.

Iedere vloer moet zorgvuldig worden nagecheckt voor vocht. Een visuele inspectie is niet voldoende want het oppervlak kan er droog uitzien, maar er kan toch vocht aanwezig zijn.

In eerste instantie biedt een vochtmeter met radiofrequentie een snelle en makkelijke indicatie van het vochtgehalte in een vloer. Als er geen vocht aanwezig is kan de vloerinstallatie plaatsvinden,  Echter, als de vochtmeter met radiofrequentie aangeeft dat er vocht in de ondervloer zit, moet verder worden onderzocht om na te gaan wat de beste manier is om de vloer te behandelen.

Voor het accuraat meten van vocht in de ondervloer moet in een tijdsspanne van tussen 4-24 uur op een aantal punten vocht worden gemeten. Volgens de British Codes of Practice (onderdelen BS 8203, BS 5325 en BS 8201 wat betreffende vloerinstallaties met textiele, harde en houten vloerafwerkingen) een niet-invasieve testmethode wordt geadviseerd, zoals een gecalibreerde digitale hygrometer.

Met deze methode worden digitale hygrometers tijdelijk op de ondervloer aangebracht om het af te sluiten van het vocht in de ruimte. De digitale hygrometer geeft een meetwaarde van de Relatieve Luchtvochtigheid (RL) van een kleine hoeveelheid lucht dat in evenwicht is met de ondervloer. Waar RL waarden onder 75% vallen is het oppervlak voldoende droog om te stofferen en kan men met de vloerinstallatie doorgaan. Bij RL waarden boven 75% is verdere behandeling van het vochtprobleem noodzakelijk.

Omdat houten vloeren zeer gevoelig zijn voor vocht adviseert F. Ball voor deze vloeren een maximum relatieve luchtvochtigheid aan te houden van 65%. Echter, vanwege het specialistische karakter van houten vloeren, dienen vloerenleggers advies in te winnen bij de fabrikant van de houten vloer voordat met de installatie door wordt gegaan.

Egaliseermiddelen als Stopgap 1200 en Stopgap 1500 kunnen over stevige en goed-vastzittende lijmresten van bitumen worden aangebracht. Echter, thermoplastische en asbest-houdende vinyltegels zijn vaak gelegd op een begane grond zonder bouwfolie. De lijm werd niet aangetast door vocht, en de tegels lieten vocht door. Hedendaagse formulering van vinyl tegels zijn veel gevoeliger voor vocht. Daarom is het van belang dat men moet nagaan of bouwfolie in de ondergrond aanwezig is.

Zoniet, dan kan het noodzakelijk zijn vochtscherm Stopgap F77 in de vloerinstallatie op te nemen. In dit geval zou de opbouw er dan als volgt uit zien: Stopgap 1200 of Stopgap 1500 om de bitumen af te scheiden/Stopgap F77 om optrekkend vocht uit de vloer tegen te houden/Stopgap 1200 of Stopgap 1500 om de vloer glad en stoffeerbaar te maken.

Omdat het gebruik van bouwfolie in nieuwbouw pas in 1965 verplicht werd gesteld, moeten vloeren in gebouwen die voor die tijd gebouwd zijn altijd getest worden voor vocht. Bovendien, als er een keer een lek is geweest ergens in het gebouw, dient ook hier te worden getest, zelfs als het boven het niveau van de begane grond ligt.

Nieuwe gebouwen met bouwfolie kunnen nog steeds gevoelig zijn voor vocht. De droogtijd van een nieuwe zand/cement dekvloer wordt geschat op ongeveer 1 mm per dag bij een laagdikte van 50 mm. Daarom kan het voorkomen dat, bij een betonvloer van 150 mm, het een jaar kan duren voordat de vloer op een natuurlijke manier is gedroogd. Het is dan ook belangrijk dat in ieder nieuwbouwpand een vochtmeting plaatsvindt, om er zeker van te zijn dat de ondervloer voldoende droog is om te stofferen.

Voorafgaande aan het leggen van harde of textiele vloerafwerkingen is het essentieel dat eerst wordt vastgesteld dat er een effektief vochtscherm in de vloer aanwezig is (volgens British Standards BS 8203 en BS 5325).

Vochtmeten voert men uit door de Relatieve Luchtvochtigheid (RL) in de ondervloer vast te stellen. Daar waar de relatieve vochtigheid (RL) boven de 75% bedraagt, kan verdere installatie niet plaatsvinden. Het overtollige vocht in de vloer kan leiden tot blaarvorming in de vloerafwerking, of het volledig falen van de vloerinstallatie. Het rechtzetten hiervan kan kostbaar en tijdrovend zijn. In het ergste geval moet de hele vloer er uit om de ondervloer op een natuurlijke manier te laten drogen, of om een doeltreffend vochtscherm aan te brengen.

Door de ondervloer vooraf op vocht te testen, kan dit worden voorkomen en kan vocht effectief worden aangepakt voordat de vloerafwerking gelegd wordt.

Bij houtvezelplaten met classificatie P5, of OSB classificatie 3 en mechanisch bevestigd en verlijmd met messing & groef, kan cement-gebonden primer Fill and Prime worden gebruikt, daarna egaliseren met Stopgap 1200 of Stopgap 700.

Al onze lijmen zijn goedgekeurd voor gebruik op vloerverwarming. De verwarming dient 48 uur voor, en ook tijdens en 48 uur na het leggen van de nieuwe vloerafwerking uit te staan. De temperatuur mag tijdens het in bedrijf stellen niet hoger zijn dan 27°C bij de verbindingslijn.